
‘Ik sta met mijn rug tegen de muur…’
… zegt ze. ‘En dat voelt helemaal niet goed’. Ze heeft een tijdje van afstand naar het door haar opgestelde tafereel staan kijken – zij en haar moeder – maar nu is ze op de plek van haar eigen pion gaan staan. Aan de korte zijde van de paddock, tegen het hek. Ze kijkt naar haar moeder, haar moeder kijkt een andere kant op. De paarden gaan als een dolle te keer: rennen, springen, bokken, vliegen. Terwijl ze eerder zo rustig lagen te soezen. Er komen tranen omhoog. Het maakt haar heel verdrietig.
Dat verdriet erkennen geeft iets rust, maar de situatie blijft enorm geladen aanvoelen. En dat maakt dat deze plek ongemakkelijk en ook een beetje onveilig aandoet. Ik vraag haar dan ook of ze op deze plek wil blijven staan? Nee, buiten de bak, aan de rand achter het hek, dat lijkt haar een betere plek. Hier voelt het gewoon echt niet oké. Maar de pion, waar haar naam op geschreven staat, die moet blijven staan.
We stappen samen uit de bak en kijken zo naar datgene wat zich in de paddock afspeelt. De paarden worden rustiger en onze Bowie laat zien dat de speelbal, die toevallig in de buurt van haar moeder ligt, onderdeel is geworden van de opstelling. Ze voelt heel duidelijk dat dit haar oma is, of misschien de dementie waar haar oma mee te kampen heeft? Moeder en oma gaan volledig in elkaar op, lijkt het, en dat geeft veel turbulentie in het grotere geheel. Als ik navraag bijkt dat in het dagelijks leven ook zo te zijn.
Ze kijkt naar haar eigen pion, en ik vraag haar of die nog steeds op de juiste plek staat. Ze zegt van wel, maar er zit aarzeling in haar stem, en ik voel dat een interventie van belang is op dit moment. De plek lijkt te bevroren in het geheel. Bovendien worden de paarden worden nu helemaal wild, en Bowie staat op de pion te trappen. Op dat moment wordt het innerlijk duidelijk dat de pion met haar eigen naam erop een afgesplitst zielsdeel betreft. En dat de beweging om buiten de bak te gaan staan helemaal de juiste is, omdat het verhaal wat zich in de bak afspeelt niet ‘van haar is’ maar van haar moeder. Een verhaal wat zij niet hoeft te dragen.
Ik vraag haar hoe het zou zijn als ze toch een andere plek zou proberen? Als het niet goed voelt, kan ze de pion altijd terugzetten? Die gedachte geeft de ruimte om inderdaad een verandering aan te brengen.
Ze pakt de pion op en voorzichtig loopt ze dichter naar haar moeder toe. Ze wil haar pion ongeveer 2 meter er vanaf neerzetten. Maar daar steekt Bowie een stokje voor: nee! Hij gaat voor haar staan en stuurt haar duidelijk achteruit, richting de plek buiten de bak, waar ik nog sta. ‘Wat zegt Bowie nu eigenlijk tegen je?’ vraag ik haar. ‘Dat dat niet de juiste plek is’, zegt ze met een ietwat cynisch lachje. Eerst wil ze zichzelf vervolgens alsnog wat verderop op het zand zetten, maar besluit dan zelf om de pion mee te nemen en weer buiten de bak bij me te komen staan.
Samen staan we nu te kijken naar haar moeder en oma, zij met haar pion in haar handen. Ze is als het ware uit het verhaal van haar moeder gestapt, en daarmee zakt alle energie helemaal naar beneden, naar een rustig en kalm niveau.
Haar naam is al bijna weggeveegd van de pion, door alle tumult. Ik vraag haar of ze het laatste restje ook weg wil vegen, en dat is zo. Daarna houdt ze de pion uit eigen beweging tegen haar buik aan aan. Het deel van haar wat altijd voor haar moeder klaarstond en uit kinderlijke loyaliteit en liefde dolgraag wilde helpen, is weer onderdeel van ‘ik’ geworden, in ieder geval voor nu. De paarden komen nu helemaal tot rust, lopen weg en gaan hun eigen ding doen. Ik vraag hoe het met haar gaat, wat ze opmerkt in haar lijf. ‘Het voelt weer meer als een geheel. En dat geeft rust…’
Even later zegt ze: ‘En nu is het ook klaar voor vandaag, het is goed zo’. Daar ben ik het natuurlijk helemaal mee eens.